Noorse boskat

De Noorse boskat is een zeer oud kattenras. Het is het oorspronkelijke fenotype van de huiskat zoals deze voorkomt in Noorwegen, het oorspronkelijke gebied van de kat, zonder dat de mens zich aanvankelijk met de rasontwikkeling bemoeid heeft.

Geschiedenis

Het gen voor langhaar l komt van nature voor bij de huiskat (Felis catus) en manifesteert zich meer in koude gebieden waar het klimatologisch gezien handig is om een langere vacht te hebben zoals in Noorwegen het geval is. Al ruim voor de tijd van de Vikingen waren er katten in Noorwegen aanwezig en werden deze gehouden als huisdier in en rondom de boerderijen. Een deel hiervan zal langharig zijn geweest.
In de jaren dertig van de vorige eeuw werd de Noorse boskat voor het eerst op een kattententoonstelling tentoongesteld. Dit gebeurde in Noorwegen, op dat moment nog in de huiskattenklasse. Liefhebbers van deze mooie kat waren bang dat het ras zou uitsterven als er geen gericht fokprogramma werd opgezet. De interesse voor deze kat groeide en daarmee ook de wens om de kat als ras erkend te krijgen. Men heeft er veel moeite voor moeten doen maar uiteindelijk was het zover in 1977. De Noorse boskat werd in Parijs door de overkoepelende Europese raskattenfederatie FIFé (Federation International Féline) als ras erkend.

Karakter

Noorse boskatten zijn intelligente katten en hebben een tolerant karakter. Ze zijn speels en hebben veel energie. Aan de andere kant kunnen ze ook arrogant en eigenwijs zijn. Ze verblijven graag in het gezelschap van mensen.

Uiterlijk

De Noorse boskat is een grote kat en heeft een dubbele vacht. Een dikke, wollen ondervacht en een gladde, wat vettig aanvoelende dekvacht. In het voorjaar verliest de Noorse boskat veel haar waardoor hij er uit kan zien als een kortharige kat. In de herfst komt de vacht weer terug en heeft de Noorse boskat weer een volle kraag en veel haar op de flanken en achterpoten. Ook de pluimstaart hult zich dan weer in een weelderige bos haar. Katers wegen gemiddeld 5 tot 8 kilo, poezen wegen gemiddeld ongeveer 3 tot 6 kilo. De Noorse Boskat heeft stevige botten en is gespierd. Het duurt gemiddeld 2 à 3 jaar voordat een Noorse boskat lichamelijk volledig is uitgegroeid.

Fokstandaard

Wereldwijd hanteren de verschillende kattenverenigingen soms ietwat van elkaar afwijkende fokstandaarden. Het is bij alle verenigingen verboden om de Noorse boskat te kruisen met een ander kattenras. Het algemene gewenste rasbeeld komt wel wereldwijd overeen. Zo hechten enkele Amerikaanse verenigingen meer waarde aan de kleurverdeling en het vachtpatroon, terwijl daar door de meeste Europese verenigingen minder op wordt gelet. Daarnaast ziet men in Europa graag een wat langer lichaam, terwijl dat in Amerika juist wat korter moet zijn. Een apart fenomeen bij dit ras is het voorkomen van de zogenaamde Amber tinten. Dit betreft een agouti dier (met een tabbypatroon) waarbij geen normale doorkleuring van de donkere pigmenten plaatsvindt, maar een roodachtige zweem over de vacht zit. Hierdoor is deze lichter en roodachtiger van tint dan bij een gewone tabby kat. Men neemt tegenwoordig aan dat dit een ingewikkeld kleurveranderingsmechanisme betreft waarbij de aanmaak van zwarte agouti verstoord raakt. Erkenning en/of acceptatie van deze epigenetische variatie wisselt per overkoepelende organisatie.